Posts tonen met het label verhaal. Alle posts tonen
Posts tonen met het label verhaal. Alle posts tonen

zondag 30 oktober 2016

Ontsnapping

Je komt dichterbij. Ik voel de kriebels in mijn buik. Je mond raakt mijn lippen. Ik ben verkocht. Ik denk niet meer. Ik voel alleen maar. Ik voel jouw mond op mijn mond. Jouw tong spelend met mijn tong. Je handen die mijn shirtje omhoog doen. Ik voel mezelf natter worden. Mijn handen pakken je billen en ik druk mijn lijf tegen de jouwe aan. Plots zijn je handen overal. Je zoenen worden dringender, gehaaster. Ik kreun. Ik hijg. Dit is lekker. Ik wil meer. Ik help je mijn kleding uit te doen. Snel. Je mond verlaat mijn mond en verplaatst zich. Je tong komt overal. Ik ril. Ik wil je in mij voelen.

Ik kijk naar je terwijl je je laatste kleding uittrekt. Ik vind je het mooiste, het lekkerste en het wildste wat er bestaat. Je bent zo ontzettend sexy. Ik vergeet alles en leef enkel in het nu. In het nu met jou, bij jou, onder jou en op jou. Ik kijk je aan en houd je vast. Ik voel je harder worden. Ik kreun. Jij kreunt. Ik kom klaar. Je pakt mij vast en zoent mij hard. Je wordt harder en wilder. Ik kreun. Jij komt ook.


Ik lig in jouw armen. Mijn hoofd op jouw borst. Ik voel mij zoals nooit tevoren. 

zaterdag 26 januari 2013

Tussen de bomen


Ik stond daar maar. Als versteend. Ik stond en ik keek. Met een luid bonzend hart. Iedereen moest het vast kunnen horen. Ik keek om me heen. Ik zag niemand. Ik keek weer voor me uit, en staarde. Ik staarde naar het bebloede mes in mijn handen. Ik staarde naar het levenloze lichaam op de grond. Ik kon niet nadenken. Ik kon niet handelen. Ik kon enkel kijken.
Ik heb geen idee hoe lang ik zo heb gestaan eer ik tot bezinning kwam. Of nou ja, bezinning..? Eerder paniek. Want hier stond ik dan; een bebloed mes in mijn handen en een lichaam op de grond. Wat moest ik ermee? Ik had werkelijk waar geen flauw idee. Ik heb eigenlijk nog steeds geen flauw idee. Ik voel de paniek in mij. Ik moét iets! Iets! Zo meteen..dan..en...dan..als..ja..dan...
Ik verman mijzelf tot ademhalen. Rustig in en rustig uit. Niemand ziet mij. Ik ben nog steeds alleen. Alleen met degene die op de grond ligt. Of wat daar nog van over is. Maar dat ik iets moet, dat realiseer ik mij. Ik kan dat niet laten liggen. Ik kan hier niet blijven staan. Maar wat hè?
Verbranden? Begraven? Verstoppen? Laten liggen? Politie bellen? Ambulance bellen? In kleine stukjes snijden? Oplossen? Ik weet het niet. Ik weet het gewoonweg niet. Ik blijf maar staan en terwijl mijn hoofd maalt weet ik niet wat ik moet doen. Mijn benen trillen en ik voel mij slap. Wat te doen? Wat te doen?
Dan hoor ik de stem. “Ik ben trots op je.” Trots... Trots op mij? Dat kan niet. Wat ik heb gedaan is slecht, heel slecht. “Hij viel je aan, ik zag het.” Waarom hielp je mij dan niet? “Ik was er wel maar je wilde niet luisteren.” Ik heb je niet gehoord. “Je was te boos.” Boos? Was ik boos? “Ja, je was boos.” Oh.
Ik kijk naar hem op. Met een mooie glans om hem heen glimlacht hij naar mij. Ik voel de rust over mij heen komen. Alles komt goed. Ik voel het, tot in het diepste van mijn zijn. Ik voel het en ik blijf het voelen terwijl ik gemaand wordt op de grond te gaan liggen. Mijn handen geboeid op mijn rug. Het zit strak, maar het geeft niet. Het is goed. Ik heb mezelf verdedigt. Eindelijk.
©JaneOnira

zondag 30 december 2012

En daar hebben we Lex weer!


Vol met mooie woorden staat hij het te verkondigen. Deze kleine hummel gaat op pad met mijn broertje. Leuk vuurwerk afsteken! Oh nee, dat zei hij niet. ‘Gewoon een beetje rondlopen’ was het verhaal naar mijn ouders toe. Nu denk ik dat mijn ouders vast wisten wat ze zouden gaan doen, maar toen geloofde ik echt dat ze geen idee hadden. Ik was zelf nog jong; ik ging mee. Waarom weet ik nog steeds niet, het zal wel een pre-puberteit-ding zijn geweest. Het is tot slot best stoer om door de straten rond te lopen met rotjes in je jaszak die je dan hier en daar aansteekt en neergooit.
Dus daar gingen we; gedrieën liepen we door de straten een beetje te lopen. Een knal hier en een knal daar. Afgestoken door mij en mijn broertje. Afwisselend, dat wel want door het drukken op de aansteker in de schrijdende kou hadden we geen vingers meer over. Lex zou het ook eens doen. Hij had het al zo vaak gedaan, en als je dan dat rotje in een put gooit maakt het een mooi geluid! Dus daar stonden we; stil voor de putdeksel. Lex steekt zijn rotje aan. Na een zestal pogingen lukte hem dat nog ook. Maar goed; toen was het rotje aan. En dan? Lex realiseerde zich net iets te laat dat je het rotje weg moest gooien als je hem aangestoken hebt. Gevolg; een pijnlijke hand.
Lex durfde geen vuurwerk meer af te steken.
Een paar jaar later gingen we met het kinderfeestje van mijn broertje karten. Ik mocht mee. Ik moest mezelf opvouwen in een voor mij wat te kleine kinderkart, maar hey; ik mocht lekker racen! Lex was er ook. Uiteraard. De hele weg ernaartoe zat hij al vol praatjes. Hoe vaak hij het wel niet gedaan had. Dat hij zo hard ging dat hij dan bijna de bocht uit vloog. Hoe stoer, gaaf en leuk het wel niet is dat karten. Oh, en hij zou zeker winnen.
Ik startte achteraan. Ik was tot slot de oudste, dus ik offerde mezelf wel op. Na het startsein zag ik de jongens voor mij weg scheuren. Behalve Lex, die kwam amper van zijn plaats. Ik haalde hem in en scheurde door de bochten; dit was leuk! Al snel zag ik daar kart nummer 6 in de verte voor mij opdoemen. De kart van Lex. Zou er iets mis zijn met zijn kart dacht ik nog; hij gaat zo langzaam. Net niet dichtbij genoeg om hem in te halen zag ik hem uit de bocht ‘vliegen’ (in hoeverre het vliegen genoemd kan worden gezien het tempo) en recht tegen de bandenstapel aanknallen (zover je van een knal kon spreken gezien het tempo). Het volgende rondje zag ik hem voorover gebogen huilend naar de kant schuifelen.
Lex heeft nooit meer gekart. (en had dat ook nooit gedaan)
We gingen schaatsen. De sloten waren bevroren, en jeej daar gingen we dan! Lex ging mee. Want och; dat schaatsen vindt hij toch zo leuk. Het was wel weer een tijdje geleden dat hij het gedaan had en hij kon zijn schaatsen niet meer vinden, maar dat glijden is ook best leuk! Hij durfde het aan om te beweren dat hij al glijdend sneller een rondje kon afleggen dan wij op onze schaatsen. Al zou hij op zijn schaatsen nog sneller zijn natuurlijk.
Terwijl wij onze schaatsen aandeden vloog Lex het ijs al op. Vol enthousiasme en vol vaart rende hij over dat ijs. Een man waarschuwde nog; niet te ver naar achter, daar is het ijs wat dun. Maar Lex dacht het ijs wel goed genoeg was en rende/glee al die kant op. Krak zei het ijs. Lex gilde zo hard dat de trommelvliezen van ons allen nog dagenlang geïrriteerd waren. Hij had een natte voet gehaald.
Lex heeft nooit meer op het ijs gestaan.
Vele jaren later is Lex een loodgieter in wording. Of hij bij ons nieuwe huis even wat kan komen klussen? Natuurlijk, geen enkel probleem. Graag zelfs, hij had het vak tot slot al goed onder de knie en werkte geheel zelfstandig. Hij weet voor elk probleem een oplossing. Behalve voor ons probleem. Er werd een collegavriend bijgehaald die het wel op zou lossen; dat is echt de beste in het vak. Helaas niet de allerbeste bleek.
Lex dacht zelf ook bij zijn ouders wat te kunnen klussen. Ze hadden een kleine lekkage, dus hij verving een stuk buis. Geen enkel probleem. Behalve dat ze 3 dagen later noodgedwongen wekenlang het huis uit moesten omdat er een enorme lekkage was ontstaan en het huis eerst ‘droog’ en opgeknapt moest worden.
Ach ja; de beste Lex. Een jongen met een grote mond en een klein hartje. Een goede jongen die zijn eigen goedheid niet goed ziet.
©JaneOnira

maandag 8 oktober 2012

Joep vindt goud


Een kinderverhaaltje.
Joep komt uit school.
Het was een leuke dag vandaag.
Joep zegt: ‘mama, weet jij hoeveel 2+3 is?’
Mama moet even nadenken.
‘Nee he, je weet het niet! Ik lekker wel!’ roept Joep uit.
“Hoeveel is het dan?”, vraagt de moeder van Joep.
‘5!’
“Wat goed van jou!”
‘Ja he’ knikt Joep.
“Kom, dan lopen we naar huis.”
‘Oké!’
Aan de hand van zijn moeder lopen ze samen naar huis.
Thuis geeft mama Joep wat te drinken.
“En omdat je zo je best hebt gedaan, mag je een lekker koekje uitkiezen”, zegt mama.
Joep is helemaal blij en kiest een heel lekker koekje uit.
Een koekje in de vorm van Bob de Bouwer.
Daar keek hij vroeger graag naar.
Nu niet meer, want Joep vindt zichzelf daarvoor te groot.
Maar als zijn broertje Luuk het kijkt, kijkt Joep stiekem ook mee.
Want Bob de Bouwer is eigenlijk best wel leuk!
Als Joep zijn drinken op heeft wilt hij boven op zijn kamer spelen.
Dat mag van mama. Luuk mag ook mee.
Samen zitten ze op het bed van Joep.
‘Wat zullen we eens gaan spelen Luuk?’ vraagt Joep.
Luuk zegt niets. Luuk is nog klein en kan nog niet zo goed praten.
‘Ik weet het!’ roept Joep.
‘We gaan een schat zoeken!’
Maar dan moet Joep er natuurlijk wel uitzien als een echte schatzoeker.
Hij kijkt zijn kamer rond.
Hij pakt een pet, zijn zwarte batman-cape, een zwaard en een donkerblauw petje.
Voor Luuk heeft hij een emmertje.
Een schat zit altijd verstopt in zand, en dan moet het zand in het emmertje van Luuk.
Joep heeft overal over nagedacht!
‘Waar zal de schat verborgen zijn?’
Joep denkt hard na.
‘Ha, ik weet het al! Kom Luuk!’
Joep doet de deur van zijn slaapkamer open.
Voorzichtig kijkt hij om zich heen.
Je moet altijd goed opletten of er geen dieven in de buurt zijn!
Zachtjes loopt hij op zijn tenen naar de volgende deur.
Luuk kruipt achter hem aan.
‘Sssst’, zegt Joep.
‘Geen geluid maken hoor!’
Joep doet de deur open.
Daar! Hij ziet het al!
Daar, onder die grote stapel moet een schat verstopt zitten!
Voorzichtig sluipt Joep naar de grote stapel.
‘Kom Luuk!’, fluistert hij.
‘Je moet goed helpen, dan vinden we de schat.’
Luuk gaat zitten en zet het emmertje neer.
Hij kijkt naar Joep.
Joep gaat voorzichtig door de stapel heen met zijn schepje.
Hij kijkt en voelt overal.
De stapel wordt steeds kleiner.
Zal hij nog wel een schat kunnen vinden?
‘JA! Ik heb het!’ roept Joep ineens uit.
‘Kijk Luuk!’
Joep houdt zijn hand voor Luuk zijn ogen.
Joep doet zijn hand open, en zie daar...
Een echte schat!
Twee muntjes, het lijkt wel goud!
“Wat doen jullie nu?!”
Joep schrikt en Luuk begint te huilen.
“Joep, kijk nou eens wat je gedaan hebt”, zegt mama.
Joep kijkt om zich heen.
Door de hele kamer ligt overal was.
Shirts, broeken, ondergoed, handdoeken, alles ligt er!
Helemaal overhoop.
‘Kijk mama’, zegt Joep.
‘Ik heb wel een echte schat gevonden.’
“Laat eens zien”, zegt mama.
En Joep laat zien wat in zijn hand zit.
“Waar heb je die gevonden?” vraagt mama.
‘Gewoon, hier!’
En Joep laat een broek zien.
Mama moet lachen en schudt haar hoofd.
“Die vader van jullie laat ook alles in zijn broek zitten.”
“Nou hup jullie twee, opruimen! Dan gaan we zo eten.”
‘Oké!’, zegt Joep.
‘Mag ik dan wel de schat houden?’
“Natuurlijk”, zegt mama. “Je hebt het toch zelf gevonden?”
‘Joepie!’ zegt Joep en steekt zijn vuist in de lucht.
Dit was echt een leuke dag!

©JaneOnira

zaterdag 4 augustus 2012

Pak me dan...


“Pak me dan als je kan, je kan mij toch niet krijgen.”
Ik luister het met een glimlach aan. Even kijk ik op en staar naar de glimmende oogjes van mijn dochter. Ik steek mijn hand uit als ze naar me zwaait. Dan klinkt het geluidje van de telefoon, en buig ik mij weer over mijn mobiel.
“Pak me dan als je kan, je kan mij toch niet krijgen.”
Ik lach, in wat voor een bui is ze vandaag? Jannie, een goede vriendin van mij, is wel bezig zeg. De ene gevatte opmerking na de andere. Ik vraag me af of ze iets geslikt heeft ofzo. Zo ken ik haar helemaal niet.
“Pak me dan als je kan, je kan mij toch niet krijgen.”
Enthousiast begin ik een berichtje terug te schrijven, ik moet natuurlijk wel net zo gevat zijn en iets leuks terugsturen. Als je te lang wacht dan valt het gesprek weer stil, en dat is zonde want het is net zo leuk.
“Pak me dan als je kan, je kan mij toch niet krijgen.”
De zon brandt in mijn nek, lekker. Het voelt ook zowaar als vakantie. Hoewel we dit jaar helaas niet erop uit gaan, heb ik nu toch een soort van vakantiegevoel door het mooie weer. Even niets hoeven. Even niet denken aan de ellende. Maar gewoon, hier lekker op het grasveldje zitten. Even erop uit met dochter lief. Gelukkig weet ze zich goed te vermaken met de andere kinderen die hier zijn.
“Pak me dan als je kan, je kan mij toch niet krijgen.”
Ineens voel ik een koude, klamme, lucht langs mijn nek strijken. Ik kijk op, kijk om mij heen maar zie niets. Bliep, bliep. Oh hahaha, daar is Jannie weer. Hilarisch, wat een gek mens is het toch. Hoe komt ze erop? Driftig ram ik op mijn touchscreen. Wat een geweldige uitvinding is dit ding toch, ik zou niet weten wat ik zonder zou moeten.
Pak me dan...
Ineens realiseer ik mij dat het wel heel stil is geworden. Ik kijk op. Ik zie niets. Ik kijk weer naar mijn telefoon als het geluid van het binnenkomende berichtje klinkt. Dan ineens het besef; ik zie niets! Waar zijn de kinderen gebleven? Waar is mijn kleine meid gebleven?
Pak me dan...
Snel, even een berichtje naar Jannie sturen. Ik kom later wel bij haar terug, moet eerst even mijn meisje gaan vinden. Tot later, daag stuur ik erachter aan.
Als je kan...
Ik sta op van het bankje en kijk om mij heen. Ik zucht. Waar zal die kleine dondersteen toch gebleven zijn? Ze weet toch dat ze niet mag weglopen? Ze hebben vast weer een of ander stom verstop spel bedacht. Nou, daar trap ik mooi niet in. Echt niet. Ik loop gewoon richting huis dan komt ze vast vanzelf wel.
Als je kan...
Onderweg naar huis kijk is zo onopvallend mogelijk om mij heen. Niet te opvallend, anders krijgt die rotmeid nog door ook dat ik haar probeer te zoeken. Ik doe gewoon net alsof het mij niets kan schelen dat ze zich verstopt heeft. Dat zal haar wel leren. Het kan mij ook niets schelen, echt niet.
Je kan mij...
Ik had nooit aan kinderen moeten beginnen. Maar ja, een ongeluk zit in een klein hoekje hè? Voor je het weet is het leed al geschied. Te laat in de gaten en dan heb je ineens een blèrend kind in je handen. En och wat was iedereen blij. Iedereen. Behalve ik.
Ja kan mij...
Maar goed, ze is soms best lief hoor. Ik ben nu zo aan haar gewend. Het duurde even, maar toch. Alleen momenten als deze kan ik missen als kiespijn. Ik hou niet van spelletjes. Niet van dit soort spelletjes in ieder geval. Ik zucht, waar is dat kind toch?
Toch niet krijgen...
Ik open de deur en ga demonstratief op de bank zitten. Ik neem een woeste slok uit de glas cola die ik daar blijkbaar had laten staan. Ik geef haar vijf minuten en dan ga ik haar halen. Na drie minuten wordt ik toch enigszins nerveus, dat stomme kind ook! Het is nu klaar, ik ga haar wel zoeken. Ik ga wel meedoen in het achterlijke spel.
Toch niet krijgen...
Ik loop naar de deur. En zie daar; jawel hoor mijn kleine meid! Ik wist het wel. Ze staat in de deuropening, en heeft een rare grijns op haar gezicht. Ineens voel ik mij ongemakkelijk worden. “Dag mam”, zegt ze. Ik zie het te laat, en terwijl alles donker om mij heen wordt hoor ik haar stem verdwijnen in het niets.
“Pak me dan als je kan, je kan mij toch niet krijgen...”

©JaneOnira

zaterdag 7 juli 2012

Van supermarkt naar...



“Kijk eens”, hoort ze achter haar klinken. Het bekende hoge kinderstemmetje deed haar al grijnzen voordat ze zich omdraaide.”Papaaaaa, kijk nou” klinkt er vol ongeduld. Haar glimlach wordt nog groter, hij is met zijn vader.

Ze draait zich om, doet twee stappen naar voren en zegt ‘Boe!’! Hij slaakt een gilletje van schrik. “Heeee”, klinkt het. “Joepie! Ben jij ook boodschappen aan het doen.” Terwijl het ventje zijn armen ter hoogte van haar bovenbenen om haar heen slaat, kijkt ze naar zijn vader en glimlacht. “Hoi”. Hij knikt haar toe en spreekt zijn zoon toe “kom, laat haar ook rustig boodschappen doen.” “Ja maar, ja maar...”
“Niks geen ge-ja-maar, mee komen jij.”

‘Maar ik vind het niet erg’, klinkt het alsnog uit haar mond nu die twee al omgedraaid zijn en zich begeven naar de rij met snoep. Teleurgesteld kijkt ze weer naar haar mandje. Boodschappen. Wat moet ze ook alweer halen?
Ze weet het even niet, het liefst laat ze alles staan en gaat gewoon weer naar huis. Waarom kan hij nou nooit normaal doen tegen mij vraagt ze zichzelf af. Ze slaakt een zucht en probeert het van zich af te schudden. Boodschappen. Boodschappen dus.

Ze kijkt weer in het vriesvak. Welke pizza voor vanavond? Dan hoort ze een stemmetje zeggen “Lien, wil je vanavond bij ons komen eten?” Even denkt ze dat ze het droomt, dat ze het niet goed gehoord heeft. Ze draait zich om, kijkt hem in ogen aan. Hij glimlacht en knikt “hij wilt het graag”.
“Alsjeblieft, alsjeblieft, alsjeblieeeeeffft? We gaan heeel lekker voor je koken, je vind het vast lekker, toch pap? Ach pleeeaasse...?” Ze doet alsof ze er hard over moet nadenken. Dan verschijnt er een glimlach om haar mond. “Joepie!” klinkt het. “Zie je wel pap, ze doet het, ze doet het, ja toch Lien?”
‘Ja schat, ik doe het.’
“Yes!”


Zenuwachtig strijkt ze haar rok glad. Stel je niet aan, spreekt ze zichzelf toe en belt aan. Ze ziet de lange gestalte voor de deur verschijnen. Haar adem stokt in haar keel als hij de deur open doet. ‘Hoi’, zegt ze voorzichtig. Lien doe normaal, denkt ze bij zichzelf. “Kom verder, het eten staat al in de oven.”

Ze kijkt goed om zich heen terwijl ze naar de keuken lopen. ‘Je hebt het mooi opgeknapt.’ “Dank je, het was een hele klus maar, nou ja, je weet wel.” Hij haalt zijn schouders op. Ze kijkt hem aan. “Roseetje?” ‘Lekker’, antwoordt ze.
“Ja met dit mooie weer is dat toch wel het lekkerst om te drinken, nietwaar”, zegt hij terwijl hij een glas voor haar vult. ‘Euhm.. is je kleine man buiten?’, vraagt ze terwijl ze het glas van hem aanpakt, en al een klein slokje neemt. ‘Mm, lekker.’
“Nee, hij is bij mijn broer. Hij logeert daar vanavond.” Haar ogen worden groot van verbazing als hij dichter bij komt en het glas weer uit haar handen pakt en op tafel neerzet.
“Ik wilde met jou alleen zijn Lien, dat wil jij toch ook” zegt hij terwijl hij haar diep in de ogen aankijkt. ‘Ja, ik, euh, ik..’ Ze slaakt een zucht als zijn lippen de hare beroeren. “Dit is toch wat je wilt?”
‘Ja, nee, ja, ik...’
“Zeg het.”
‘Ja maar..’
“Zeg het.”
Ze zucht en kijkt hem diep in de ogen aan. ‘Ik wil dit’.



Niet veel later ligt ze nog in een heerlijke roes tegen hem aan. Haar ene been half over hem heen geslagen, haar hoofd op zijn blote borstkas. Hij streelt haar door haar haren en drukt er voorzichtig een kus op. Loom heft ze haar hoofd op en kijkt hem aan. ‘Ik hou van je.’
“Ik weet het”.
‘Nee, ik meen het.’
“Ik ook. Shit!”
Hij duwt haar van zich af en springt op. Verward kijkt ze hem na als hij de kamer uit rent. Ze pakt het laken, slaat het om zich heen en loopt eveneens de kamer uit.
Ze lacht als ze hem ziet staan. Met een fronsend, teleurgesteld gezicht staat hij met een zwartgeblakerde gevulde ovenschaal in zijn handen. “Sorry, ik kan best lekker koken weet je, alleen...”
‘Ik weet het.’
“Je weet het?”
‘Ja.’
Ze loopt naar hem toe, en streelt met haar vingertoppen over zijn buik. ‘Zet de schaal maar neer, dat ruimen we later wel op’. Ze pakt zijn hand en neemt hem weer mee waar ze vandaan kwamen.
“Ik ook van jou” zegt hij.
‘Ja’, zegt ze, ‘ik weet het.’

©JaneOnira

zondag 10 juni 2012

Stilte


Ze zit daar. Voor het raam. Helemaal alleen. Saai voor zich uit aan het turen. Ik vraag mij af waar ze aan denkt. Wat haar gedachten zijn. Of ze überhaupt wel denkt. Of dat ze gewoon even geniet van de stilte. Van de rust. Van het even niets.
Met een schrik lijkt ze haar hoofd te draaien naar iets wat achter haar gebeurd. Moeizaam staat ze op en loopt weg van het raam. Ik kan het niet meer zien. Wat zal er zijn? Was de telefoon gegaan? Had ze misschien bezoek gekregen? Ik blijf naar het raam kijken, maar ze verschijnt niet weer.
Ergens zou ik daar best eens een kijkje willen nemen. In dat huis. In dat huis waar de gordijnen veelal dicht zitten. In dat huis, zo afgelegen, zo verstopt. Af en toe zie ik de vrouw, daar voor het raam, stilletjes naar buiten kijkend. Meer niet.
Hoe zou het er van binnen uitzien? Vol tierelantijntjes? Met lelijke vloerbedekking, met een afschuwelijk kleed daarbovenop? Met behang dat van de muren schilfert? Met meubels van antiek? Grote, robuuste meubels in donkere kleuren? Het is altijd donker daar, alsof het huis geheimen heeft wat het nooit zal prijsgeven.
Het blijft een raadsel. Een raadsel wat ik eens opgelost wil zien. Maar waar begin je? Het telefoonboek. Helaas, daar staat ze niet in. Een naambordje lijkt de woning niet te bevatten, daar had ik al vluchtig naar gekeken. Nou ja denk ik, het zal wel.
En zo verstrijken er weer dagen dat ik niet aan het huis of de bewoonster denk. Tot nu. Mijn blik wordt getrokken door iets, ik weet niet eens wat, maar ik moét naar het huis kijken. Ik tuur, maar ik zie niets. Het was waarschijnlijk niks denk ik en begin al mijn hoofd om te draaien. Daar! Plots wordt wederom mijn blik getrokken naar het huis. Wat is dat toch? Ik kijk goed. Ik kijk beter. En daar zie ik het weer. Het is een hand. Een hand dat net boven het raam uitsteekt en naar mij zwaait. Och hemeltjelief denk ik, zal de vrouw gevallen zijn?
Ik loop naar het huis toe. Ik probeer door het raam te kijken maar de zon maakt het onmogelijk om ook maar iets te zien. Ik loop om het huis heen, op zoek naar de ingang. Hoe dichter ik de deur zou moeten naderen, hoe begroeider wordt het. Planten. Boompjes. Allemaal dicht op elkaar. Alsof niemand hier gewenst is. Ik ril van de gedachte, doe toch niet zo belachelijk zeg ik tegen mezelf.
Eindelijk vind ik dan de deur. Hij staat al op een kier open. Ik klop. ‘Hallo?’ Ik duw de deur verder open. ‘Mevrouw? Hallo?’ De deur kraakt. Huiverig blijf ik stilstaan, luisterend of ik iets hoor. Een vreemde walm komt me vanuit de deuropening tegemoet. Even aarzel ik; kan ik niet beter de politie bellen? ‘Hallo?’ roep ik weer. Ik kijk om mij heen. Niemand te zien. Ik haal een diepe teug adem en zet een stap over de drempel. ‘Hallo! Mevrouw? Alles goed met u...? Hallo...?’
Ik sta inmiddels middenin de gang. Het duurt even voordat mijn ogen aan het duister gewend zijn. Met moeite kan ik 3 deuren onderscheiden. Gezien de locatie denk ik dat ik de rechter deur moet hebben om naar het bewuste raam te gaan. Nogmaals roep ik ‘Hallo!’ maar ik hoor niets. Het is helemaal stil. Bah, denk ik bij mijzelf. Dit huis geeft me de kriebels. Maar die vrouw heeft hulp nodig dus ik open de rechter deur. Aarzelend schuifel ik voorzichtig door de deuropening, ook deze ruimte is zo donker dat ik moeilijk iets kan zien. De vloer voelt plakkerig en het kraakt. ‘Hallo? Mevrouw? Bent u hier?’
Dan hoor ik een piepend geluid achter mij en met een ruk draai ik mij om. In het duister meen ik de vrouw te kunnen onderscheiden. ‘Ach mevrouw, alles goed met u? Ik zag u zwaaien en ik dacht misschien bent u gevallen dus kwam ik maar even kijken en..... Mevr..AU!’ En het wordt ineens zwarter dan zwart.
©JaneOnira

dinsdag 24 januari 2012

Hij die nooit meer uit haar leven zou verdwijnen


Ze zit op haar fiets. Kriebels in de buik. Een stralende twinkeling in de ogen. Het regent maar het interesseert haar niet. Ze is op weg naar het station. Op weg naar hem. Hij, degene met wie ze al een tijdje contact heeft. Hem, die ze nog nooit gezien heeft.
Ze neuriet een liedje mee. “Een nieuw begin” Het liedje van Aladdin. Omdat het van Disney is. En dat is leuk. En ook hij kan dat waarderen. Ze is blij.
Een aantal weken daarvoor was het begonnen. Beiden schreven ze op een blog. Beiden schreven daar hun gedachten en hersenspinsels neer. Hij wilde bij haar een reactie achterlaten, dat lukte niet. Hij stuurde haar een mail. ‘Discriminatie’. Dat vond zij niet natuurlijk, het was blijkbaar een foutje, niets persoonlijks. Een hele mail uitwisseling begon. Slapen deed ze weinig. Kriebels voelde ze in haar buik. Eten hoefde ze ook niet. Het enige wat ze wilde was zoveel mogelijk thuis zijn en mailtjes bekijken. En beantwoorden.
Op een gegeven moment kwam er een ‘True or Dare’. Ze koos voor ‘Dare’. Ze moest hem bellen. Dat durfde ze niet. Maar goed, het was maar een liedje zingen in zijn voicemail. Nee, dacht ze. Dan knapt hij gelijk op me af. Als er iemand niet kan zingen dan is zij dat wel. Ze had echter de Dare gekozen en moest wel. Ze kon er niet onderuit dat zou zwak zijn. En zo hoorde hij haar stem. Als terugpakactie op het moment dat hij de ‘Dare’ koos mocht hij een liedje in haar voicemail zingen. Weinig origineel. Maar beter goed gejat dan slecht bedacht vond ze. En ze wilde gewoon zijn stem horen, en kon niets anders bedenken.
“Het is zo stil in mij, ik heb nergens woorden voor” klonk het op haar voicemail. Gevolg door een ‘kut, ik ben hem kwijt’. Een glimlach om haar lippen. Leuk.
Kriebels namen toe. Ze hadden elkaars telefoonnummer nu. Hij belde al snel. Het was leuk. Hij praatte veel. Gezellig. Leuk. Een warme gloed welde in haar op.
Op de fiets. In de regen. In alle haast. Onvoorbereid. Een impulsieve actie. Ze zou hem zien. Vandaag. Ze durft eigenlijk niet. Toen hij belde die ochtend had ze nee gezegd. Twee tellen later belde ze terug. Kon haar het schelen, ze ging het gewoon doen. Een nieuw begin. Voor jou en mij? Ergens hoopt ze het.
Spannend is het wel. Ze kent hem tenslotte niet echt. De foto’s, de mailtjes, de telefoontjes, hoe anders zou het in het echt zijn. Op de fiets in de regen.
Daar, daar is het station. Ze belt hem. Voicemail. Dan maar een sms. “Ik ben er” Zenuwen nemen toe. Terug kan ze niet meer. Wilt ze ook niet. En daar, op die zaterdagochtend in het stationsrestaurant, met kriebels in haar buik zag ze hem. Hij die nooit meer uit haar leven zou verdwijnen.
©JaneOnira

zondag 18 december 2011

Het goed bewaarde geheim


Ik zucht. Ik moet er heen maar wil niet. Ik heb geen keus, het moet een keer gebeuren. Het huis moet een keer opgeruimd worden. Volgende maand komt het weer in de verhuur en moet het huis leeg zijn. Dus ik sta voor deze taak, niets aan te doen. Ik trek mijn jas aan, pak mijn tas en loop naar buiten. Met de auto rijd ik naar mijn nichtje, we gaan dit samen doen. Gelukkig, dat scheelt weer. Gedeelde smart is halve smart zegt men weleens en dat is ook zo. Het geeft in ieder geval een geruststellend gevoel. Wetende dat je er niet alleen voor staat maar het samen kan doen.
Het is nu bijna een maand geleden dat ze overleed. Mijn tante. Mijn lieve, lieve tante. De moeder van mijn nichtje. Ook een beetje mijn moeder, ik heb erg lang bij hun gewoond omdat er problemen thuis waren. Nu moeten we haar huis opruimen. Ik zie aan het gezicht van mijn nichtje dat ze er ook geen zin in heeft. Ze ziet er ook tegen op verteld ze. Bang voor de herinneringen die ze niet weg wilt doen. Ze wilt haar moeder niet weggooien. Ze wilt niet naar dit huis waar haar moeder haar niet verwelkomen zal. Het is echter niet anders, het is iets wat moet gebeuren.
Eenmaal aangekomen bij het kleine huisje aan de dijk blijven we even in de auto zitten. ‘Kom’, zeg ik, ‘laten we maar gaan’. Met lood in onze schoenen stappen we de auto uit en lopen naar de voordeur. Met trillende handen opent mijn nichtje de voordeur en we lopen naar binnen. In de kleine woonkamer blijven we staan. Wat nu? Waar zullen we beginnen? We besluiten boven te beginnen en dan van boven naar beneden te werken. We willen alles sorteren; wat weg kan, wat we kunnen verkopen en wat we willen bewaren. We kijken dan later wel wie wat krijgt en hoe we alles wegdoen. Eerst alles maar sorteren en uitzoeken. We hebben er een paar dagen voor uitgetrokken, want ondanks dat het maar een kleine huisje is heeft tante veel spullen, en herinneringen zoek je niet zomaar even uit.
We lopen naar boven. Er is een heel klein zoldertje. Daar beginnen we. Met ons meegebrachte repen chocolade die tante zelf ook lekker vond beginnen we aan de klus. Op het zoldertje staat het barstensvol met dozen. Echt een heleboel dozen. Mijn nichtje pakt er één en ik pak er één. Alles willen we doorzoeken en bekijken, we willen het niet allemaal zomaar weg doen.
Zwijgend bekijken we de dozen. Het voelt raar. Alsof je ergens bent waar je eigenlijk niet mag zijn. Een doos met oud servies. Heel mooi nog. Dat kunnen we nog wel bewaren of verkopen. Een doos met oude tijdschriften. Volgens mijn nichtje zijn er liefhebbers die dat misschien wel willen hebben; ook bewaren dus maar. Een doos met oude banden. Videobanden. Er staan alleen jaartallen op; de data verloopt van 1987 tot 1997. In die periode heb ik bij tante gewoond maar kan niets bedenken wat op deze video’s zou kunnen staan, we hebben nooit echt video gekeken bij tante. Nichtje weet het ook niet; wat zal het zijn? We kijken elkaar aan en weten; we gaan dit bekijken. We moeten weten wat het is. Even twijfel; het is van tante en misschien is het wel heel persoonlijk. Nieuwsgierigheid wint het echter en samen lopen we de trappen weer af naar beneden. Tante heeft nog zo’n oud televisietoestel met een videorecorder. We zetten de doos naast de televisie, pakken ons meegebrachte pakjes drinken en leggen de repen chocolade op tafel.
Zijn we er klaar voor? Ja, laat maar doen. Ik ben benieuwd. Mijn nichtje zet de tv aan en stopt de videoband in de speler, drukt op play en er gebeurd niets. Er is alleen maar ruis te zien. Moet je hem niet eerst terugspoelen vraag ik? Nee zegt ze, dat was die al. Dan ineens wat gekraak en daar verschijnt een man in beeld. “Lieve kleine” hoor ik. Mijn nichtje kijkt verschrikt naar mij en roept iets. Ik hoor haar niet en kijk verbijsterd voor mij uit. Alle kleur is uit mijn gezicht weggetrokken en mijn hart bonst in mijn keel. “Lieve kleine, als je dit ziet is er iets ergs gebeurd. Dan is mijn lieve zus en jouw tante er niet meer. Lieve kleine, als eerste wil ik zeggen dat ik heel erg veel van je hou. Dat deed ik al toen je nog in je moeders buik zat, dat doe ik nog steeds en dat zal ik altijd blijven doen. Kijk deze foto heb ik pas gekregen en draag ik altijd bij me. Zo kan ik jou niet vergeten, en dat wil ik ook niet. Dat kan ik ook niet, nooit. Omdat ik van je hou en omdat het mij heel erg spijt dat ik niet bij je kon zijn. Dat ik niet in je leven kon zijn en dat ik je niet kon zien opgroeien.” Ik spring op en zet de video op stop. Mijn nichtje slaat haar arm om mij heen als ik begin te huilen.
Ik ben in de war, ik begrijp het niet. Ik wil niet verder kijken, want dit kan niet. Dit kan niet waar zijn. Dit kan niet echt zijn! Het kan gewoonweg niet. 1987... toen was hij al 4 jaar dood! Hoe kan hij die foto van mij hebben? Hoe kan het dat hij nog leeft? Waarom zie ik dat nu pas? ‘Voor antwoorden moeten we verder kijken’, zegt mijn nichtje. Ik weet het. Ik knik, doe maar, zet hem maar weer aan.
We kijken verder en het verhaal word duidelijk. Mijn vader kwam in contact met criminelen. Hij wist iets wat hij niet mocht weten en vertelde dat aan de politie. De mensen kwamen erachter en wilden wraak nemen. Daarom moest hij verdwijnen, daarom moest hij weg. En het moest snel want hij wilde niet dat ze erachter kwamen dat ik en mijn moeder er ook waren. Daarom ging mijn moeder een tijdje weg, ze was bij familie, maar naar mijn weten moest ze naar een instelling omdat ze het zwaar had met de dood van mijn vader. Ik ging naar tante, en hij was zogenaamd overleden. Neergeschoten door overvallers was wat ik wist. Hij kon niet vertellen waar hij zat, hij reist ook veel zodat ze hem nooit zouden kunnen vinden.
Video na video keken we. Elk jaar rond mijn verjaardag stuurde mijn vader een video zodat ik zou weten dat hij aan mij dacht als ik het later mocht weten. In 1997 was de laatste video. De doos was leeg en we konden niet verder. We renden weer naar boven, zal daar meer te vinden zijn? Na een aantal dozen doorzocht te hebben vond mijn nichtje tussen een stapel oude bankafschriften een echt lijkend overlijdensverklaring van mijn vader. Afgegeven op 22 februari 1998. Ik pakte het met trillende handen vast. Zal dit echt zijn? Wat is er gebeurd? Is hij gevonden door die criminelen? Waarom heeft tante dan niet eerder die video’s gewoon laten zien als hij toch al overleden was? Dan was er toch ook geen gevaar meer? Vragen, vragen, allemaal vragen. Zou er ergens in dit huis een antwoord te vinden zijn?
©Jane Onira

woensdag 23 november 2011

Mevrouw de Rooij


Ik was een jaar of 14 toen ik aan het bijbaantje begon. Het was mijn eerste ervaring in de zorg. Ik was jong, verlegen en ontzettend onzeker. Stiekem ook een beetje bang voor al die oude mensen achter hun deuren en in hun kleine, vaak donkere, kamers. Gelukkig kwam ik er al vrij snel achter dat niet iedere bewoner in het verzorgingshuis erg was. Sterker nog; op mijn eerste dag ontmoette ik al mevrouw de Rooij.
Mevrouw de Rooij was een ontzettend lief mens. Ik kwam bij haar ’s ochtends de pap brengen en meteen voelde ik mij op mijn gemak. Wat een aardige mevrouw en wat een leuk huisje! Zo licht en warm. Zo vrolijk. Precies zoals ik haar leerde kennen. Ze praatte altijd honderduit in een onvervalst plaatselijk accent.
In de loop der jaren leerde ik mevrouw de Rooij steeds beter kennen. Een geweldige vrouw die altijd voor iedereen klaar stond. Maar toch ook haar afstand bewaarde, want ondanks al haar vriendelijkheid was ze erg op zichzelf. Stukje bij beetje liet ze meer van zichzelf zien en vertelde mij over haar leven.
Toen ze een jaar of 16 was ging haar broer bij het leger. Hij nam een vriend mee naar huis en zij werd stapelverliefd op die jongen. Al snel trouwden ze. En hoewel ze ultiem gelukkig waren wilde haar man meer. Hij wilde haar meer bieden. Hij wilde groter wonen en had grootse plannen. Helaas voerde hij die niet op de juiste manier uit en werd gearresteerd. Acht jaar zat hij vast. Acht erg moeilijke jaren voor haar waarin ze zelf moest gaan werken en veel mensen om haar heen kwijtraakte. Dat deed haar nog altijd veel verdriet. Mensen begrepen niet dat ze achter hem bleef staan en op hem bleef wachten. Men veroordeelde hem; hij was een crimineel, een leugenaar en het niet waard om mee om te gaan. Zij zag echter heel wat anders. Ze hield van hem en wist wie hij werkelijk was. De liefde zat zo diep en was er nog altijd als ze over hem tegen mij sprak. Ze wist dat hij een goed hart had en was niet van plan hem in de steek te laten.
Hele brieven schreven ze elkaar. Brieven die nog bewaard bleven in drie schoenendozen in de kast. Toen hij vrij kwam moesten ze weer erg aan elkaar wennen, er moest weer een vertrouwen worden opgebouwd. Maar ze voelde zich intens gelukkig. Het had hen allebei veranderd, maar wel ten goede.
Graag wilden ze nog een kindje, helaas is dat nooit gelukt. Vlak nadat hij vrij kwam werd hij ziek en stierf al snel. Mevrouw de Rooij verloor in de tijd erna ook kort achter elkaar haar ouders en jongere zusje, de enigen die nog met haar om wilde gaan. Haar broer wilde geen contact meer en zo bleef ze alleen achter. Ze had helemaal niemand. En nog steeds niet. Er was niemand meer die ze echt toeliet in haar leven.
Deze vrouw had veel meegemaakt. Zoveel leed en teleurstelling doorstaan. En toch altijd vriendelijk, beleefd en behulpzaam naar iedereen toe. Achter dat vrolijke, mooie, lieve masker lag zo ontzettend veel leed. Ze is altijd alleen gebleven.
©JaneOnira

woensdag 2 november 2011

Alleen aan de keukentafel


Ze zit alleen aan de keukentafel. Haar handen met de papieren trillen. Hij wil scheiden. Scheiden. Het woord dreunt door haar hoofd. Scheiden. Scheiden. Hij wil van haar af. Niet meer met haar verder. Niet met haar en met hun kinderen. Het is over. Voorbij.
Het is al lange tijd gaande. Er speelt al veel langer iets. Voordat ze gingen trouwen had ze hem al eens betrapt met een andere vrouw. Dat heeft ze hem vergeven. Want hij was zo lief en had er echt erg veel spijt van. Hoe had ze zo stom kunnen zijn?
Hij was veel van huis. Maar ja, er moest hard gewerkt worden om het mooie huis waarin ze woonden te kunnen betalen. Hoe blij waren ze niet toen ze zwanger bleek te zijn? En hoe verdrietig toen het na al die weken dragen toch misging en ze een heel klein kindje in hun armen hielden wat nooit zal gaan ademen. Ze zucht.
Ze hebben het ook leuk gehad samen. Wat houdt ze toch veel van die man. Hij heeft haar uiteindelijk 2 kinderen geschonken. Ze zijn samen door diepe dalen heen gegaan en hebben vele hoogtepunten ook samen beleefd. De vakanties, het 2jaar wonen en werken in een ander land, de bruiloft, de kinderen. Hij was altijd zo zorgzaam. Hoe kon het toch zo gekomen zijn?
Al langer is hij weinig thuis. Ze hadden veel ruzie. Er waren schulden. Er zijn nog steeds schulden. Hij was weinig thuis, zij stond er veelal alleen voor. Ze miste hem. Dat is toch niet gek? Daar kregen ze ruzie over. Soms kwam hij helemaal niet thuis en wist ze niet waar hij was. Gek werd ze ervan.
Vorige week heeft hij het haar verteld. Er was een ander. Al een langere tijd. Hij heeft bij een andere vrouw nog 2 kinderen. Twee kinderen die bijna net zo oud zijn als de hare. Nu heeft hij een andere relatie, maar hij woont alleen. Hij had ergens een appartementje gevonden.
Ze weet niet wat ze nu doen moet. Ze is van hem afhankelijk, ook financieel. Ze heeft geen werk. Ze heeft 2 jonge kinderen. Wat moet ze nu? Ze zucht en ze weet, ze moet door voor haar kinderen. De kinderen zagen hun vader al zo weinig, en dat zal er nu niet meer op worden. Ze moet zowel een moeder als een vader voor hun zijn. En dat gaat haar lukken. Ze moet. Voor hen. Want dit verdienen ze niet.
Daar zit ze dan. Met de geopende envelop en de papieren in haar nog steeds trillende handen. Tranen die over haar wangen stromen.
© Jane Onira

zondag 30 oktober 2011

Op een gewone zondagochtend


Ik zie hem staan als ik de gordijnen open doe. Hij kijkt naar ons huis. Waarom? Ken ik deze man?
Ik kan hem niet goed zien. Hij heeft een lange jas aan en een muts op zijn hoofd. Niets bekends in ieder geval. Hij kijkt naar mij en ziet dat ik naar hem kijk. Hij draait zijn hoofd weg en loopt langzaam een paar stappen verder. Hij heeft een wandelstok, maar gebruikt hem verkeerd. Hij heeft dat ding niet nodig. Dat zie ik zo. Na die paar passen draait hij zich weer half om. Kijkt nogmaals naar ons huis. Ik sta nu iets meer verscholen dus hij ziet me denk ik niet. Hij kijkt op zijn horloge en draait zich weer om. Weer een paar stappen en hij kijkt weer. Weer kijkt hij recht naar ons huis om vervolgens om zich heen te kijken. Doet weer een paar passen zonder echt gebruik te maken van de wandelstok. Dan, terwijl hij loopt, steekt hij zijn rechterhand in zijn jaszak en daarmee de stok van de grond halend. Hij loopt gewoon door en het oogt helemaal goed, zo hard heeft deze man die stok niet nodig. Dat is duidelijk. Zijn hand komt weer uit zijn jas te voorschijn. Een mobieltje? Ja, volgens mij heeft hij nu een mobieltje in zijn hand die hij openklapt. Wat zal hij doen? Hij belt er niet mee. Zal hij daarin opschrijven hoe laat hij zag dat de gordijnen hier opengingen? En dat ik vandaag alleen lijk te zijn? Hij klapt het mobieltje weer dicht en stopt hem weer in zijn zak. Al die tijd is hij gewoon doorgelopen zonder zijn wandelstok echt te gebruiken.
Dan staat hij weer stil en wederom draait hij zich om en kijkt nogmaals naar ons huis. Ik begrijp het niet. Zo bijzonder is het huis niet en het staat niet te koop of iets. Dan draait hij zich weer om en loopt nog een klein beetje verder. De wandelstok raakt de grond weer maar echt gebruiken doet deze man hem niet. Een paar meter verder blijft hij weer staan. Bij de bushalte dit keer. Kijkt om zich heen. Kijkt nogmaals naar het huis. Ik kan hem niet goed meer zien, hij staat wat verborgen in dat bushokje en bomen beperken mijn zicht.
Een kwartiertje later kijk ik nog eens naar buiten. De man staat daar nog steeds te staan. Wat is dat toch vraag ik me af. Zou hij echt ons huis in de gaten houden? Of is dat maar toeval? Het zit me niet lekker en ik vertrouw het niet daarom blijf ik maar kijken. Waarom ben ik zo achterdochtig? Wie is deze man? Ik herken hem ook helemaal niet. Zou hij hier ooit gewoond hebben?
 Dan komt er een bus aangereden. De man stapt in.
©JaneOnira

vrijdag 30 september 2011

De eerste dag

Van haar eerste echte bijbaantje

Ze vind het spannend. Hoewel ze er pas om 7.30uur hoeft te zijn is ze al vanaf een uur of 5 klaarwakker. Echt goed geslapen heeft ze ook niet, ze was steeds wakker, steeds draaien en woelen. Gekriebel in haar onderbuik; zenuwen. Ze dwingt zichzelf om nog even in bed te blijven liggen en denk wat na. Hoe zal het zijn? Wat zal ze moeten doen? Hoe zal het gaan? Hoe zullen de collega's zijn? Hoe zijn de bewoners? Ze vind het best eng eigenlijk, maar ja ze gaat het gewoon doen.
Blij is ze ook als de klok 6.30uur aangeeft en ze van haarzelf mag opstaan. Douchen, aankleden en ontbijten. Haar moeder komt nog even naar beneden en steekt haar hoofd om de deur "En; heb je er zin in?" Ze antwoord 'jawel'. Het komt er nogal vertwijfelend uit. "Maak je niet druk, het komt wel goed, veel succes he!" En haar moeder gaat weer naar boven. Het is zaterdagochtend, zij mag nog even lekker blijven liggen. Ze zucht. Dat is voor haar nu voorlopig voorbij. Ze ruimt de spullen op, pakt haar tas en jas en loopt het huis uit. Ze pakt de fiets uit de schuur en vertrekt naar haar baantje. Haar eerste echte baantje.
Vorige week belde haar tante ineens en vroeg of ze belangstelling had voor een nieuw baantje bij tante op het werk. Het ging om een baantje als weekendhulpje. Op de zaterdagochtend wat klein ondersteunend werk doen voor het personeel. Misschien dat het iets voor haar zou zijn?

Zo gezegd zo gedaan, en nu een week later is ze dan op weg naar de eerste werkdag. Ze hoefde niet eens op gesprek te komen, de aanbeveling van haar tante was voldoende.
Nog even de hoek om en daar ziet ze het al. Het gebouw. Best groot en met een enorme en erg mooie tuin. Ze loopt naar binnen. 3e verdieping moet ze zijn. De zenuwen gieren door haar lijf als ze in de lift staat. Ze haalt nog even diep adem, komt aan op de derde verdieping, draait de hoek om zoals haar tante dat heeft verteld, en wordt opgewcht door een hele aardige vrouw. Anja heet ze. Anja is dit weekend het weekendhoofd en zal haar wegwijs maken in het gebouw en haar taken. Anja kletst honderduit en dat stelt haar op haar gemak. Ze lopen naar de keuken waar ze de pap op gaan halen. Sommige bewoners ontbijten met warme pap. Ieuw denkt ze, daar zal ze zelf echt niet aan moeten denken. Een aardige kok staat er al mee klaar en begroet haar ook enthousiast. Ze gaat zich steeds meer op haar gemak voelen. Samen met Anja gaan ze weer naar boven; ze brengen de pap altijd van boven naar beneden. Het zijn 8 schaaltjes. Best zwaar dat blad. Dan wordt Anja weggeroepen. Snel geeft ze haar nog de sleutel en verteld wat ze moet doen. Eerst kloppen, dan met de sleutel de deur openen.
Daar staat ze dan. Alleen met een blad vol schaaltjes warme pap. De zenuwen zijn ineens weer volop aanwezig. Oke, denkt ze bij zichzelf, gewoon doen. Nummer 512 staat op de deksel van het eerste schaaltje. Ze klopt aan en de deur wordt meteen opengedaan. Een norse man kijkt haar aan "zo dat werd tijd, eindelijk mijn pap." Hij pakt zijn schaaltje van het blad, draait zich om en doet de deur weer dicht. Ze blijft even verbijsterd staan. Ook goedemorgen denkt ze.
Dan een verdieping naar beneden. 410 en 406. Bij 410 klopt ze aan en wordt er opengedaan door een heel vriendelijke mevrouw. Mevroud de Rooij zo stelt ze zichzelf voor, en begint meteen gezellig tegen haar te kletsen. Gelukkig denkt ze, wat een aardige vrouw!
En weer stukken beter op haar gemak loopt ze naar 406. Daar wordt na haar geklop niet opengedaan. Voorzichtig steekt ze de sleutel in het slot. De deur gaat open, ze klopt nogmaals en roept voozchtig 'hallo?' Het is donker en het ruikt er een beetje raar. Voorzichtig loopt ze naar binnen. Rechts van haar zit een klein keukentje. Links een deur van waarschijnlijk de badkamer. Voor haar is een kamer. Een simpele kleine kamer. In de hoek staat een bed. Er ligt nog iemand in. Mevrouw van As stond bij de deur.
Ze vind het een beetje eng, zegt nogmaal zachtjes 'hallo' maar krijgt geen reactie. Ze loopt naar de tafel en zet het blad met de schaaltjes pap daarop neer. Ze wordt toch wel erg gespannen nu. Wat als die vrouw..? Wat als die vrouw niet meer leeft? Ze blijft stil staan en probeert heel goed te luisteren. Ze hoort niets. Dan moet ze toch maar even dichterbij kijken denkt ze. Ze kan die vrouw toch daar niet zomaar laten liggen? Wat als iemand van het personeel haar vind en dan weten dat zij niks gedaan had? Nee, ze loopt voorzichtig dichterbij. Heel voorzichtig, ze durft eigenlijk helemaal niet. Ze is bijna bij het bed en ziet alleen wat grijs haar. De vrouw ligt op haar zij met haar gezicht naar de muur. Even blijft ze stilstaan. Ziet ze nou de dekens bewegen? Ze kijkt goed, maar ziet het niet nog eens. Ze zegt gewoon nog een keer hallo en loopt naar de vrouw toe, zo neemt ze zich voor. Ze haalt een diepe zucht en voelt ineens een hand op haar schouder. Ze slaakt een gilletje. De vrouw in het bed kreunt. Haar tante lacht. "Zet haar pap maar op de tafel, deze dame heeft gisteren haar verjaardag gevierd en waarschijnlijk nu een kater want volgens het dossier heeft ze heel wat advocaatjes achterover geslagen".
Ze lacht. Wat een opluchting! En wat een begin van haar bijbaantje in het plaatstelijke bejaardenhuis. Ze is benieuwd wat de dag nog meer voor haar in petto heeft.

©JaneOnira
http://www.xead.nl/1-de-eerste-dag