De vermoeidheid slaat toe. Ze wil niet meer. Ze kan niet
meer. Tot hier en niet verder. Maar ze moet verder. Ze wil niet verder. Ze
verlangt naar haar bed. Ze verlangt naar rust. Maar het kan niet. Niet nu.
Er is zoveel te doen. Zoveel te regelen. Zoveel in orde te
maken. Zoveel mensen die iets van haar willen. Zoveel plekken waar ze naartoe
moet gaan. Zoveel telefoontjes die ze nog moet plegen. Zoveel duidelijkheid dat
nog geschept moet worden. Orde in de chaos brengen, maar hoe doe je dat?
Dus ze gaat maar door. En door. En door. Alle gevoelens komen in veelvoud naar boven drijven. Alle gevoelens van afgelopen jaren. De gevoelens die waren weg gestopt. Goed verborgen, voor niemand zichtbaar, zelf niet voor haarzelf. Nu zijn ze er, die gevoelens. In alle hevigheid.
Ze wil zich verstoppen. De computer uit. De telefoons uit.
De deurbel uit. De brievenbus gesloten. Geen post. Geen e-mail. Geen telefoon.
Geen bezoek. Geen whatsappjes. Geen contact met iemand. Gewoon niets.
Maar het kan niet. Ze heeft dingen te doen. Op te lossen.
Eerst duidelijkheid scheppen, dan oplossen. Waar kan ze beginnen? Er is zoveel.
Te veel. Te veel te doen. Te veel emoties.
Ze wil niet maar ze moet. Mensen duwen. Mensen trekken.
Iedereen wilt wat. En zij probeert op haar benen te blijven staan. Zo goed als
ze kan. Ze doet haar best.
Het is niet eenvoudig. De grond wankelt onder haar voeten.
En plots is daar de rust. Alles in gang gezet. Niets wat ze nu kan doen,
behalve zich overgeven aan alles waar ze geen invloed op heeft. Misschien is
dat nog het allermoeilijkst. Alles loslaten en overgeven aan het niets en
alles. Het gaat allemaal door. Het jaagt haar op, het achtervolgd haar. De rust
is maar schijn.
Het beklemmende gevoel benauwd haar. Het kost haar energie.
Te veel energie. Ze weet niet meer waar ze het moet zoeken. Ze wilt dit niet.
Ze wil de rust weer voelen, zichzelf weer zijn.
Ze weet dat ze zich eraan moet overgeven. Moet accepteren
dat na al die tijd de rek er nu uit is. Dat het nu even genoeg is. Dat ze er
gewoon moet zijn. Bestaan. Niets meer niets minder. En dan zal het beter
worden. Dat hoopt ze. Nee, dat wilt ze. Het moet en het zal. Maar hoe?