Posts tonen met het label kracht. Alle posts tonen
Posts tonen met het label kracht. Alle posts tonen

zondag 12 augustus 2012

Een sterke mooie vrouw


Een deel uit een bericht: “Een sterke mooie vrouw; ze kan omgaan met stress en hevige problemen dragen. Ze glimlacht als ze eigenlijk wil schreeuwen, en ze zingt als ze eigenlijk wil huilen. Ze huilt als ze gelukkig is en ze lacht als ze bang is.”
Naast het feit dat dit komt uit zo’n vreselijk doorstuur berichtje, waarbij je het als je het naar x aantal “sterke mooie vrouwen” stuurt er iets belangrijks in je leven gebeurd, en als je dan ook nog eens een x aantal dezelfde berichtjes terugkrijgt, je dan vreselijk bijzonder of iets dergelijks bent, naast dit feit; is de tekst complete onzin. Want hoe sterk ben je als je glimlacht als je wilt schreeuwen, gaat zingen als je wilt huilen en lacht als je bang bent? Dat heeft mijn inziens niets met sterk zijn te maken.
Je anders voordoen dan je bent, of voelt, heeft niets met sterk zijn te maken. Integendeel juist. Hoe sterk ben je, als je jezelf anders voordoet? Is dat niet juist een teken van zwakte? De schone, mooie, schijn ophouden terwijl de werkelijkheid zo anders is? Je ware ik niet tonen, dat is geen kenmerk van ‘sterk zijn’. Het is een teken van zwakte. Want waarom zou je jezelf anders voordoen dan wie je bent of hoe je jezelf voelt? Wat levert jou dat op? Je bent oneerlijk naar jezelf en naar anderen. Hoeveel sterker ben je als je durft toe te geven aan emotie en je durft te zijn wie je bent?
Natuurlijk; je hoeft niet over alles naar iedereen volledig open en eerlijk te zijn. Zolang je jezelf maar in de spiegel aankijken kunt. En zodra jij in je de spiegel gaat glimlachen terwijl je eigenlijk wilt schreeuwen, verloochen je dan niet jezelf? Is het juist niet heerlijk om dan even toe te geven, even te schreeuwen, zodat je weer kan glimlachen omdat de pijn er even uit is? Is dat juist niet krachtig, of ‘sterk zijn’?
Je bent sterk als je op de juiste manier met dingen omgaat, al is dat voor iedereen anders. Je bent pas sterk als je weet hoe je met dingen, met tegenslag, moet omgaan. Je bent sterk als je daarin niet blijft hangen, maar ondanks alles geniet van het leven. Je bent sterk als je je eigen emoties niet de rug toekeert maar er eerlijk naar bent. Je bent sterk als je eerlijk naar jezelf bent.
De slachtoffer uithangen, is geen ‘sterk zijn’. Jezelf anders voordoen dan dat je bent is geen ‘sterk zijn’. Jezelf in de spiegel aankijken, eerlijk zijn naar jezelf, een manier vinden om ermee om te gaan; dat is sterk zijn. En die manier van omgaan is voor iedereen anders. En ja, misschien is dat ermee omgaan voor een ander door te glimlachen terwijl je eigenlijk wilt schreeuwen; maar dat geloof ik niet. Je glimlacht omdat het moment je doet glimlachen. Niet omdat je eigenlijk wilt schreeuwen. En natuurlijk moet je niet in het openbaar gaan schreeuwen omdat je dat eigenlijk wilt, zodat al je collega’s je aankijken alsof je gek bent geworden, maar glimlachen hoeft ook niet. Waarom zou je iets anders doen dan wat je daadwerkelijk voelt?
Dingen kunnen ook heel goed naast elkaar bestaan. Verdriet en geluk gaan hand in hand samen. De pijn om wat er wellicht gebeurd is in je leven, maakt niet dat je niet meer kan glimlachen om een situatie. Het één sluit het ander niet uit.
Wanneer ben je nu echt sterk? Hoeveel leed moet je kunnen dragen om ‘sterk’ genoemd te worden? Sterk zijn is voor iedereen anders. Sterk zijn is voor mij dat je jezelf recht in de spiegel aan kan kijken, ondanks al je pijn of fouten, sterk zijn is iets van je leven maken ondanks wat dan ook. Je eigen geluk heb je zelf in de hand.
©JaneOnira

zondag 4 maart 2012

Omdat het leven zoveel te bieden heeft


15 jaar is ze. Zo jong en oud tegelijk. Tegenslag na tegenslag. Opkrabbelen en weer terugvallen. Wat een ernstige ziekte met een puber kan doen.
“Ik ga ervan uit dat ik beter wordt. Omdat ik geloof dat mijn geest invloed kan hebben op mijn lichaam. Daarom moet ik positief blijven.”
Ze is ziek. Nu al een half jaar. Heel gek eigenlijk, want ze was nooit echt ziek geweest. En zelfs toen ze de diagnose kreeg, voelde ze zich niet ziek. Ja ze was erg moe steeds, en daarom naar de huisarts gegaan die bloed liet prikken, maar verder had ze nergens last van. Toch wees het bloed en beenmerg anders uit. Ze had een vorm van leukemie.
De behandeling begon. Ineens werd ze echt ziek. Spugen. Diarree. Complicaties. Haar lever kon de agressieve medicijnen niet aan. Andere medicijnen werden gezocht en gevonden. En vlak voordat ze naar huis mocht, werd er weer even bloed geprikt. En ja hoor, ze was nog zieker dan ze was. Een schimmel stak de kop op. Iets wat misschien altijd al in haar lichaam zat, zonder dat ze er last van had, maar zodra haar afweer lager werd het de overhand nam. Ze werd weer zieker. Had moeite met ademhalen. Het kostte haar veel kracht en energie, al merkte ze daar zelf niet veel van. Zegt ze. De medicijnen moeten het werk gaan doen. Afwachten.
“Ik hoop dat ik beter ga worden. Ik weet wel dat mijn kansen steeds kleiner worden. Maar er is nog zoveel wat ik wil doen. Het is gek hoeveel je dingen gaat waarderen als je ziek wordt. Vroeger, als ik geen zin had om naar school te gaan, hoopte ik dat ik ziek was zodat ik niet hoefde te gaan. Nou, dat zal ik nu echt nooit meer denken. Net als van die mensen die klagen dat ze het moeilijk hebben en dat ze zo zielig zijn. Ha, dan zal ik ze eens wat uitleggen!”
Zo dapper. Zo sterk. Zichzelf groot houden, terwijl er vanbinnen een klein, angstig meisje schuilt. Want ondanks al haar positiviteit, moed en kracht is ze doodsbang. Bang voor de dood. Bang om niet het leven te kunnen leven. Bang om niet meer de dingen te doen die ze nog zo graag zou willen. Zieker dan ze wilt zijn.
“Ik weet dat mijn geest mij niet beter zal maken. Maar als ik wel positief blijf, dan heeft dat ook een positieve invloed op mijn lichaam. En wie weet word ik dan snel weer helemaal beter.”
Lieve meid, ik hoop het van harte.
©JaneOnira

zondag 26 februari 2012

De tijd zal het leren


Overmand door emotie.
Overmand door zorgen.

Het leven is soms niet zoals je wilt zijn. Ik schrijf er regelmatig over. Soms brengt het leven niet wat je wilt, wat je had gedacht of had gehoopt. Dat is ook mij gebeurd. Het schrijven, of typen in dit geval, werkt. Al is het maar even. Al is het maar een klein beetje.
Een hart verscheurende pijn. Een bepaald beeld. Een muziek. Woorden. Iets wat het gevoel triggert. Die de pijn oproept. Een stekende, allesoverheersende pijn. Pijn en verdriet.
De mensen die het ooit hebben ervaren zullen weten waar ik het over heb. Het moment dat je geraakt wordt. Je hart uit elkaar springt en je enkel pijn voelt. Een pijn die eigenlijk niet te omschrijven valt. Zo hevig. Daarna volgen de emoties. Alle emoties door elkaar heen. Verdriet, woede, maar ook hoop en kracht. Gedachten en emoties die over elkaar heen tollen, samen vechten om een plekje. Een plaats om toegelaten te worden, wat niet altijd kan. En als je het dan even kan laten gaan, en alle pijn en verdriet, en alle gedachten en emoties kan laten gaan, dan gaat het weer even. Dan kan je er weer even tegenaan. Tot er weer een moment komt dat het gevoel weer triggert.
Zolang iets nog vers is, er nog geen acceptatie is, zal deze wirwar van gevoel in alle hevigheid plaatsvinden. Keer op keer. Pas later zal het minder worden. Hoewel ik nog niet zover ben, verwacht ik dat wel. Omdat alles uiteindelijk goed komt. Je vind het juiste pad vanzelf. Volhouden, en het juiste komt. Dat is wat ik geloof. Dat is wat ik wil geloven. Dat is waar ik naar streef.
Innerlijke rust. Twee mooie woorden, gecombineerd nog mooier. Een verlangen naar innerlijke rust. Het bereiken van innerlijke rust. Op een dag zal dat zo zijn. Dan zijn gemaakte keuzes definitief de juiste of de onjuiste gebleken. Laten we hopen op het juiste. Dat het pad dat ik insloeg het juiste was, zodat ik dat doel binnen afzienbare tijd kan bereiken. Innerlijke rust.
De tijd zal het leren.
©JaneOnira

zaterdag 11 februari 2012

De zon die schijnt


De zon die schijnt. Een hond die blaft. Een boor die klinkt, ergens in het flatgebouw wordt er druk geklust. De verwarming die brandt. De was die hangt te drogen. De computer staat aan. Een wit scherm staart haar aan.
Een dag als alle andere. Een dag vol gewone, gebruikelijk, dagelijkse dingen. Een dag vol boodschappen doen, wasjes draaien, schoonmaken, opruimen en rekeningen betalen. Een saaie dag eigenlijk. Maar toch voelt het voor haar niet zo. Ze is blij dat ze deze dingen kan doen. Dat ze wat om handen heeft, om te voorkomen dat ze bezwijkt in haar verdriet.
Ze loopt het balkon op. Zo in haar shirt. Het is koud, maar ze voelt het niet. Haar gezicht opgeheven naar de zon. De stralen die haar gezicht verwarmen. Ze huivert van de kou, maar voelt alleen de warmte van de zon. De zon, vol vuur. Krachtig en fel.
Ze zou willen zijn als de zon. Krachtig en fel. Zeggen wat ze op haar hart heeft. Niet te druk maken over wat anderen eventueel van haar zouden denken. Gewoon haar eigen leven leiden. Niemand die zich met je bemoeid, en als ze dat wel doen, interesseert het je niet want je gaat toch je eigen gang. Ja, zo zou het moeten zijn denkt ze.
Ze droomt. Ze droomt over een toekomst. Een heel burgerlijke toekomst. Huisje, boompje, beestje. Ze ziet een huis voor zich. Een hele leuke woning met een tuin. Een tuin die zon, maar ook schaduw biedt. Omdat het soms goed is om af te koelen.
In het huis loopt een leuke man rond. Haar man. De enige echte. Hij lacht liefdevol naar haar. In zijn ogen ziet ze de liefde, in zijn doen en laten voelt ze het. Hij is er. Voor haar en met haar. Kinderen, twee kinderen die rustig aan het spelen zijn, en de derde die in haar buik groeit. Ze is er voor de kinderen, dag en nacht. Haar man heeft een vaste baan, zij zelf werkt als freelancer. Lekker in haar eigen tijd, haar man helpt haar daarbij. Ze doen het eigenlijk samen, en hebben daar beiden profijt van. Ze genieten van het leven. Op mooie dagen zoals deze, gezellig thuis met het gezin. Maar ook regelmatig uitjes. Af en toe samen erop uit, even wat kwaliteit met hun tweeën. Lekker uit eten, naar de film, of een dagje er met zijn tweeën op uit. Vakanties met hele gezin. Een weekendje weg, een langere vakantie. Vol leuke dingen doen. Lachende kindergezichtjes, vreugde in het hart. Vol genieten van het leven en de geluksmomenten. Een stralende zon. Geen wolk te bekennen. Geen regen, geen sneeuw, geen hagel, geen onweer, geen storm die woedt. Nee, er heerst rust. Rust en vrede. Stilte. In vrijheid en gezondheid samenzijn. Genieten.
De telefoon gaat. Ze schrikt op. Terug is ze in de realiteit als ze de stem hoort. Het was maar een droom. Maar die zon? Die zon is haar redding. Haar hoop. Haar toekomst.
©JaneOnira

donderdag 8 december 2011

Geen berg te hoog


Geen berg te hoog om niet te beklimmen
Ik wil deze berg beklimmen.
Ik moet deze berg beklimmen.
Ik ga deze berg beklimmen.

Alles in je leven is een keuze. Omstandigheden zijn er. Onverhoopt, onverwacht. Niets aan te doen, het is zoals het is. Hoe je ermee om gaat en wat je ermee doet, dat is de keuze.
Ik kan om die berg heen lopen. Dan maar een stukje om, ik hoef er dan in ieder geval niet overheen. Dat scheelt toch weer een hoop energie. Ik doe er dan misschien wat langer over, maar uiteindelijk vind ik wel weer een pad.
Ik kan hem negeren. Ik kan net doen alsof hij er niet is. Alsof die berg er niet staat. Ik wals er zo over heen. Met gemak. Of ik doe alsof. Ik ga gewoon over die berg, doe net alsof het me niets doet.
Ik kan hem kleiner maken dan hij werkelijk is. Dan kost het me ook niet zoveel energie en weinig tijd.
Groter maken, dat kan ook. Er lang over doen, goed nadenken hoe te klimmen. Die berg nog hoger maken dan hij werkelijk is. Het moeilijk voor mezelf maken.
Ik kies ervoor om hem te beklimmen. Dat kost energie. Dat is ook zoeken naar het juiste pad en de juiste klimtechniek. Er zitten steile stukken bij, maar ook goed begaanbare paden. Het zal niet altijd makkelijk zijn, en soms ook wel. Maar ik ga er wel van genieten. Ik zal rijker worden van deze tocht. Ik zal kennis opdoen, vaardiger worden. Ik zal genieten van het uitzicht. Van die kleine punten, dat als je naar beneden kijkt, je weet dat er al een overwinning is behaald. En nog meer zal ik genieten als die top is bereikt. Want dat is waar ik voor ga. Dat is waar ik naar toe ga. Hoe hoog die berg ook mag zijn.
©JaneOnira

zaterdag 3 december 2011

Het stormt. Overal


Ze kijkt om zich heen. Geen verdachte figuren. Geen vreemde auto’s. Geen mensen in geparkeerd staande auto’s. Gelukkig, dat is een opluchting. Maar toch, je weet maar nooit. Ze is en blijft op haar hoede. Ze kan ook niet alles zien. Ze kan niet te opvallend om haar heen gaan zitten kijken, ze hoeven niet te weten dat zij ze doorheeft. Want ja, dat heeft ze. Ze weet dat ze kunnen komen. Haar droom van vannacht bevestigde dat gevoel alleen maar. Het liefst verstopt ze zich in de bescherming van haar huis maar de boodschappen moeten ook gedaan worden.
Het gewone leven gaat door. Mooi weer spelen voor de buitenwereld. Vriendelijk glimlacht ze naar de meneer met de hond ‘Goedemorgen!’. Als je me wat doet dan heb jij een probleem denkt ze. Ze weet heel goed hoe ze zichzelf beschermen kan.
Daar, de supermarkt. Ze snel mogelijk boodschappen halen. Ze voelt zich niet veilig. Ze had gister al een lijstje gemaakt, ze weet precies wat ze in de winkel nodig heeft en waar dat ligt. Enigszins behoedzaam maar snel loopt ze doelbewust door de winkel. Bedacht om de mensen om haar heen. Die man daar. Of die blinde vrouw. Na haar droom weet ze dat hij ook heel goed een vrouw zou kunnen sturen. Snel, snel, ze moet hier weer vandaan. Ze wordt steeds meer gespannen. Dit is niet goed denkt ze en ze is blij als ze eindelijk aan de beurt is bij de kassa.
Even een voorzichtige blik naar achteren. Wie staan er nog meer bij haar in de rij? Hm, die man. Hij heeft alleen maar croissantjes en een blikje cola. Uitermate geschikt voedsel. Ringetjes in zijn oren. Norse blik. Tatoeages en een houding wat agressiviteit uitstraalt. Haar hart bonst in haar keel. Dat zou zomaar kunnen. Ze weet ergens wel dat ze nu heel vooroordelend bezig is. Maar wat moet ze anders? Ze moet er wel op bedacht zijn, het kan niet anders, ze moet en zal overleven. Hoe dan ook.
Naar huis, naar huis denkt ze. Maar niet zomaar. Hij weet waar ze woont. Hij weet het. Hij weet de straatnaam, dat is zeker. Weet hij ook het huisnummer? Ze weet het niet. Misschien niet. Daarom moet ze voor verwarring zorgen. Gelukkig is er een gezamenlijke fietsenstalling onder de flat. Met een korte binnendoor weg in kleine straatjes tussen de huizen door fietst ze snel naar huis. Snel, sneller, ik moet hem voorblijven.
Als ze deur van de ingang van de fietsenstalling opendoet kijkt ze stiekem snel om haar heen. Niemand te zien. Ze verdwijnt naar binnen, stalt haar fiets en rent naar boven. Snel de derde verdieping doorlopen, achteraan twee trappen omhoog, snel weer naar beneden via de andere trap aan de andere kant van het immens grote flatgebouw, de hoek om en daar is ze weer. Thuis.
Zachtjes doet ze de deur open en haar hand glijdt weer in haar tas. Ze pakt het stevig beet om even de zekerheid te voelen, glipt naar binnen en doet de deur geruisloos achter haar weer dicht. Dat heeft ze nu al zo vaak gedaan, dat kan ze wel. Snel op het veiligheidsslot.
Stilletjes beweegt ze zich door het huis. Alle kamers loopt ze langs. De slaapkamer, onder het bed, in de kast. Niets. De keuken en de badkamer. Niets. De rommelkamer, niets. In de kasten? Niets. De woonkamer, onder de bank en om de hoek op het balkon. Niets. Er is niemand. Ze checkt de balkondeuren en de ramen. Alles is nog dicht. Ze loopt terug naar de voordeur en steekt haar sleutel in het slot. Ook deze deur is nu op slot.
Nogmaals maakt ze een rondje door het huis. Ze moet er absoluut zeker van zijn. Er is niemand. Gelukkig denkt ze en haalt haar hand weer uit de tas. De tas die ze overal meedraagt en continu bij haar heeft. Behalve op het werk, daar kan het niet. Maar dat is niet erg, ze heeft daar genoeg andere middelen tot haar beschikking. Ze weet hoe ze zichzelf moet verdedigen, ook daar.
Ze checkt de huistelefoon. Niemand heeft gebeld gelukkig. Ze checkt haar mobiele telefoon. Hoewel ze die uiteraard bij zich had moet ze toch even controleren of ze niet een oproep gemist heeft. Door het fietsen en de rumour van de supermarkt kan het maar zo zijn dat ze het niet gemerkt heeft dat de telefoon is overgegaan. En ja hoor, daar staat het. Een gemiste oproep. Ze tikt op het touchscreen. Een gemiste oproep van een geblokkeerd nummer. Haar hart bonst in haar keel. De gordijnen denkt ze ineens. De gordijnen achter waar ze vanochtend achter haar laptop even heeft gezeten staan nog open! Hoe stom kan ze zijn! Dat mag nooit maar dan ook nooit meer gebeuren, zo spreekt ze zichzelf streng toe.
Voorzichtig loopt ze naar de gordijnen. Zodanig dat ze van buitenaf zeer waarschijnlijk niet te zien kan zijn. Ze pakt een stuk van het gordijn en trekt de ene kant snel dicht. Nu de andere kant, dat is lastiger want daar heeft ze geen muurtje waar ze zich achter kan schuilen. Stel dat zij vanaf buiten haar in de gaten houden en haar de gordijnen zien dichtdoen? Dan weten ze het. Dan weten ze precies waar ze woont en dat ze nu thuis is. Dat mag niet. Ze bukt zich en kruipt onder het raam door naar het andere gordijn. Pakt deze onderaan vast met haar hand en trekt ook die snel dicht. Nog een geluk dat dit zo’n makkelijke gordijnrails is die goed meegeeft.
Stom, stom, stom van haar denkt ze. De gordijnen moeten gewoon dicht blijven, klaar. Maar de zon scheen zo lekker vanochtend, zegt een stemmetje in haar hoofd. Nee denkt ze, veiligheid voor alles. Die gordijnen blijven dicht.
Dan schiet het haar ineens weer te binnen; ze was gebeld. Geen voicemail? Even checken. Nee, geen voicemail. Vreemd denkt ze, meestal laat hij wel een bericht achter. Erg vreemd. Wat betekend dit nu weer? Ze staart peinzend voor zich uit. Het tijdstip! Hoe laat heeft hij gebeld? Ze checkt haar telefoon. 8.48uur staat er... Dat was.. Ze moet even nadenken, toen ze ongeveer de supermarkt uitliep? Ja dat was het! Dus toch! Oh God denkt ze; sta mij bij. Ze moet de voorbereidingen treffen. Ze moet er klaar voor zijn mochten ze hier komen. Ze moet het zekere voor het onzekere nemen. Hij komt te dichtbij. Ze heeft geen keus. En ondertussen zoeken naar nieuwe mogelijkheden. Weer een nieuw huis, een nieuwe baan en een andere naam. Ze moet wel. Het kan niet anders. Kostte wat het kost, ze moet.
Een uurtje later is ze klaar met de voorbereidingen in huis. Uitgeput zit ze op de bank. Straks zoekt ze wel naar nieuwe woonruimte en dergelijke. Nu even bijkomen. Ze zit daar rustig. Kalm. Beheerst. Ze voelt zich beter nu en grinnikt in haar zelf. Kom maar denkt ze. Kom maar stommeling. Ik ben er klaar voor. Helemaal klaar. Kom maar en mijn wraak zal zoet zijn. Ik moet wel. Ik moet alles geven. Als ik dit wezentje maar beschermen kan denkt ze en legt haar hand op de steeds dikker wordende buik. Kom maar.
©JaneOnira

woensdag 23 november 2011

Mevrouw de Rooij


Ik was een jaar of 14 toen ik aan het bijbaantje begon. Het was mijn eerste ervaring in de zorg. Ik was jong, verlegen en ontzettend onzeker. Stiekem ook een beetje bang voor al die oude mensen achter hun deuren en in hun kleine, vaak donkere, kamers. Gelukkig kwam ik er al vrij snel achter dat niet iedere bewoner in het verzorgingshuis erg was. Sterker nog; op mijn eerste dag ontmoette ik al mevrouw de Rooij.
Mevrouw de Rooij was een ontzettend lief mens. Ik kwam bij haar ’s ochtends de pap brengen en meteen voelde ik mij op mijn gemak. Wat een aardige mevrouw en wat een leuk huisje! Zo licht en warm. Zo vrolijk. Precies zoals ik haar leerde kennen. Ze praatte altijd honderduit in een onvervalst plaatselijk accent.
In de loop der jaren leerde ik mevrouw de Rooij steeds beter kennen. Een geweldige vrouw die altijd voor iedereen klaar stond. Maar toch ook haar afstand bewaarde, want ondanks al haar vriendelijkheid was ze erg op zichzelf. Stukje bij beetje liet ze meer van zichzelf zien en vertelde mij over haar leven.
Toen ze een jaar of 16 was ging haar broer bij het leger. Hij nam een vriend mee naar huis en zij werd stapelverliefd op die jongen. Al snel trouwden ze. En hoewel ze ultiem gelukkig waren wilde haar man meer. Hij wilde haar meer bieden. Hij wilde groter wonen en had grootse plannen. Helaas voerde hij die niet op de juiste manier uit en werd gearresteerd. Acht jaar zat hij vast. Acht erg moeilijke jaren voor haar waarin ze zelf moest gaan werken en veel mensen om haar heen kwijtraakte. Dat deed haar nog altijd veel verdriet. Mensen begrepen niet dat ze achter hem bleef staan en op hem bleef wachten. Men veroordeelde hem; hij was een crimineel, een leugenaar en het niet waard om mee om te gaan. Zij zag echter heel wat anders. Ze hield van hem en wist wie hij werkelijk was. De liefde zat zo diep en was er nog altijd als ze over hem tegen mij sprak. Ze wist dat hij een goed hart had en was niet van plan hem in de steek te laten.
Hele brieven schreven ze elkaar. Brieven die nog bewaard bleven in drie schoenendozen in de kast. Toen hij vrij kwam moesten ze weer erg aan elkaar wennen, er moest weer een vertrouwen worden opgebouwd. Maar ze voelde zich intens gelukkig. Het had hen allebei veranderd, maar wel ten goede.
Graag wilden ze nog een kindje, helaas is dat nooit gelukt. Vlak nadat hij vrij kwam werd hij ziek en stierf al snel. Mevrouw de Rooij verloor in de tijd erna ook kort achter elkaar haar ouders en jongere zusje, de enigen die nog met haar om wilde gaan. Haar broer wilde geen contact meer en zo bleef ze alleen achter. Ze had helemaal niemand. En nog steeds niet. Er was niemand meer die ze echt toeliet in haar leven.
Deze vrouw had veel meegemaakt. Zoveel leed en teleurstelling doorstaan. En toch altijd vriendelijk, beleefd en behulpzaam naar iedereen toe. Achter dat vrolijke, mooie, lieve masker lag zo ontzettend veel leed. Ze is altijd alleen gebleven.
©JaneOnira