zondag 30 december 2012

En daar hebben we Lex weer!


Vol met mooie woorden staat hij het te verkondigen. Deze kleine hummel gaat op pad met mijn broertje. Leuk vuurwerk afsteken! Oh nee, dat zei hij niet. ‘Gewoon een beetje rondlopen’ was het verhaal naar mijn ouders toe. Nu denk ik dat mijn ouders vast wisten wat ze zouden gaan doen, maar toen geloofde ik echt dat ze geen idee hadden. Ik was zelf nog jong; ik ging mee. Waarom weet ik nog steeds niet, het zal wel een pre-puberteit-ding zijn geweest. Het is tot slot best stoer om door de straten rond te lopen met rotjes in je jaszak die je dan hier en daar aansteekt en neergooit.
Dus daar gingen we; gedrieën liepen we door de straten een beetje te lopen. Een knal hier en een knal daar. Afgestoken door mij en mijn broertje. Afwisselend, dat wel want door het drukken op de aansteker in de schrijdende kou hadden we geen vingers meer over. Lex zou het ook eens doen. Hij had het al zo vaak gedaan, en als je dan dat rotje in een put gooit maakt het een mooi geluid! Dus daar stonden we; stil voor de putdeksel. Lex steekt zijn rotje aan. Na een zestal pogingen lukte hem dat nog ook. Maar goed; toen was het rotje aan. En dan? Lex realiseerde zich net iets te laat dat je het rotje weg moest gooien als je hem aangestoken hebt. Gevolg; een pijnlijke hand.
Lex durfde geen vuurwerk meer af te steken.
Een paar jaar later gingen we met het kinderfeestje van mijn broertje karten. Ik mocht mee. Ik moest mezelf opvouwen in een voor mij wat te kleine kinderkart, maar hey; ik mocht lekker racen! Lex was er ook. Uiteraard. De hele weg ernaartoe zat hij al vol praatjes. Hoe vaak hij het wel niet gedaan had. Dat hij zo hard ging dat hij dan bijna de bocht uit vloog. Hoe stoer, gaaf en leuk het wel niet is dat karten. Oh, en hij zou zeker winnen.
Ik startte achteraan. Ik was tot slot de oudste, dus ik offerde mezelf wel op. Na het startsein zag ik de jongens voor mij weg scheuren. Behalve Lex, die kwam amper van zijn plaats. Ik haalde hem in en scheurde door de bochten; dit was leuk! Al snel zag ik daar kart nummer 6 in de verte voor mij opdoemen. De kart van Lex. Zou er iets mis zijn met zijn kart dacht ik nog; hij gaat zo langzaam. Net niet dichtbij genoeg om hem in te halen zag ik hem uit de bocht ‘vliegen’ (in hoeverre het vliegen genoemd kan worden gezien het tempo) en recht tegen de bandenstapel aanknallen (zover je van een knal kon spreken gezien het tempo). Het volgende rondje zag ik hem voorover gebogen huilend naar de kant schuifelen.
Lex heeft nooit meer gekart. (en had dat ook nooit gedaan)
We gingen schaatsen. De sloten waren bevroren, en jeej daar gingen we dan! Lex ging mee. Want och; dat schaatsen vindt hij toch zo leuk. Het was wel weer een tijdje geleden dat hij het gedaan had en hij kon zijn schaatsen niet meer vinden, maar dat glijden is ook best leuk! Hij durfde het aan om te beweren dat hij al glijdend sneller een rondje kon afleggen dan wij op onze schaatsen. Al zou hij op zijn schaatsen nog sneller zijn natuurlijk.
Terwijl wij onze schaatsen aandeden vloog Lex het ijs al op. Vol enthousiasme en vol vaart rende hij over dat ijs. Een man waarschuwde nog; niet te ver naar achter, daar is het ijs wat dun. Maar Lex dacht het ijs wel goed genoeg was en rende/glee al die kant op. Krak zei het ijs. Lex gilde zo hard dat de trommelvliezen van ons allen nog dagenlang geïrriteerd waren. Hij had een natte voet gehaald.
Lex heeft nooit meer op het ijs gestaan.
Vele jaren later is Lex een loodgieter in wording. Of hij bij ons nieuwe huis even wat kan komen klussen? Natuurlijk, geen enkel probleem. Graag zelfs, hij had het vak tot slot al goed onder de knie en werkte geheel zelfstandig. Hij weet voor elk probleem een oplossing. Behalve voor ons probleem. Er werd een collegavriend bijgehaald die het wel op zou lossen; dat is echt de beste in het vak. Helaas niet de allerbeste bleek.
Lex dacht zelf ook bij zijn ouders wat te kunnen klussen. Ze hadden een kleine lekkage, dus hij verving een stuk buis. Geen enkel probleem. Behalve dat ze 3 dagen later noodgedwongen wekenlang het huis uit moesten omdat er een enorme lekkage was ontstaan en het huis eerst ‘droog’ en opgeknapt moest worden.
Ach ja; de beste Lex. Een jongen met een grote mond en een klein hartje. Een goede jongen die zijn eigen goedheid niet goed ziet.
©JaneOnira

zondag 23 december 2012

Het einde nadert


Niet het definitieve einde. 21 december is het ondertussen al geweest, en hieperdepiep hoera; we zijn er nog. (Of denken er te zijn?) Nee; het einde van het jaar nadert. Met de Kerstdagen vlak voor de deur komt ook de jaarwisseling dichterbij. Het einde van 2012 en het begin van 2013. Het is weer zo’n periode van terugkijken en een periode van vooruit kijken; wat zal het komende jaar ons gaan brengen?
2012 was voor mij niet gemakkelijk. Niet zo naar als 2011, maar het had genoeg heuvels die eigenlijk bergen genoemd kunnen worden. Toch ben ik er veel wijzer van geworden. Want ondanks die enorme obstakels, en ook de diepe dalen die ermee gepaard gingen, ben ik er nog steeds en gaat het eigenlijk best goed. Alle tegenslag maakt uiteindelijk wel rijker en daar ben ik dankbaar voor. Al had ik die rijkdom graag op een andere manier ontvangen; zijn het juist soms deze levenslessen die ervoor zorgen dat het niet meer zo wordt als voorheen en dat je meer kan genieten van de goede momenten.
2013 wordt een nasleep jaar. Een jaar waarin de naweeën van 2012 nog goed gevoeld zullen worden. Een jaar die waarschijnlijk lang zal duren. Een jaar die weer veel nieuwe dingen met zich meebrengt. Een jaar om vol te houden, te overleven en om uiteindelijk 2014 beter dan ooit in te gaan. Een jaar om rustig aan te verwerken. Een jaar om bij te komen. Een jaar om voor te bereiden op de rest van het leven.
Hoe het ook lopen zal; we gaan het meemaken. Stapje voor stapje zal ik het doorlopen. Vooral ook niet vergeten te genieten van alle kleine, mooie, waardevolle momenten. Die momenten die het leven het leven waard maken. Die momenten waarop je denkt ‘wat voel ik mij gelukkig’. En die momenten zullen de nare dingen minder naar doen lijken, minder naar doen ervaren. Het is dat waarvoor ik leef.
Voor iedereen; fijne dagen en alle goeds voor het nieuwe jaar!
©JaneOnira

zondag 16 december 2012

En dan... Lig je ineens in een ziekenhuisbed


Pats boem au! Daar lag ik dan. In mum van tijd en voor ik het wist met een charmant operatiejasje aan, voortgeduwd worden naar de steriele operatiekamers. Daar waar ik altijd zelf degene was die de patiënten bracht ben ik nu degene die wordt voortgeduwd. Mooie lichtjes op het plafond hier. Zenuwachtig wacht ik af op wat er komen gaat. Ik weet precies hoe het gaat, maar nu gaat het over mezelf. Toch een beetje eng.
Allemaal mensen, ze doen hun best. Ze zijn vriendelijk en proberen mij op mijn gemak te stellen. Na wat algemene bladiebla, verandert de toon van het gesprek nu ze weten dat ik een medische achtergrond heb en dus weet waar ze het over hebben.
Lichtjes. Wazige lichtjes, gezichten en stemmen als ik wakker wordt. Beroerd roep ik dat ik mij beroerd voel. Ik ben misselijk. Snel wordt er iets in mijn infuus gespoten, au; dat doet zeer. Infuus eruit. Nieuwe erin. Ik krijg het half mee, ik wil alleen maar slapen.
‘Zuster, ik moet de postoel!’ Ja, dat is te ruiken denk ik bij mezelf. Half misselijk luister ik naar de knetterende geluiden van mijn buurvrouw en geniet ik van de heerlijke aroma’s die vrijkomen. Het laatste is natuurlijk niet zo; het stinkt, en dat midden in de nacht. En niet één, twee maar wel drie keer die nacht. God, wat ben ik blij dat ik dat niet meer hoef te doen; het was altijd een rotklusje in de nacht.
De overbuurman moppert. Hij wilt koffie. Maar het mag niet van de ‘zuster’. Het is tot slot nog maar half 4 in de nacht. Die strenge zusters hier ook. De vrouw roept; ‘Kan de deur openblijven, ik heb maar een half oog en anders kan ik mij niet oriënteren!’ Hou je kop stom mens denk ik. Ergens schrik ik van mijn eigen gedachten en hoop dat ik ze niet hardop heb uitgesproken. Ach, kan mij het allemaal schelen.
Ik hobbel naar het toilet. Met een broek en dat lelijke operatiejasje nog aan. Het ziet er vast niet uit, maar het kan mij allemaal niet schelen. Ik stink, maar boeit mij het. Hopelijk mag ik in de ochtend weer douchen.
Ik druk op de knop voor de morfine. Wat een heerlijkheid, ik word er lekker suf van en val weer even in slaap. Tot het 6uur is en de verpleegkundige met het welbekende bloeddrukapparaat binnen komt zetten en een rondje bloeddrukken gaat meten. Middeleeuwse praktijken in dit ziekenhuis.
Nog even slapen tot het ontbijt. Ik laat de morfine weer even tot mij komen. Nu kan het nog. Iets voor 8uur gaan de lichten volop aan. ‘Goedemorgen!’. Geen patiënt gerichte zorg, nee; op deze afdeling moet productie gedraaid worden. Huppa, mijn pillen. Hup, infuus eruit (shit, daar gaat mijn morfine!) en hup; opfrissen jij. Ja hoor, dank u. Ontbijt heb ik al achter mijn kiezen dat ging er wel in.
De oude man is ook blij dat hij eindelijk zijn koffie mag. Helaas, de verpleegkundige haalt het net op tijd voor hem weg; er staat een onderzoek te wachten dus hij mag niets. Schuin tegenover mij blijkt een jonge jongen te liggen. Met enkel zijn boxer aan vertrekt hij naar het toilet en komt opgewekt weer terug, maakt een praatje met mijn halfblinde poepende buurvrouw. Hmm, best leuke jongen bedenk ik mij. Hij wordt geroepen; bloed moet worden geprikt. Geboortedatum wordt gecheckt; ah, veels te jong. De buurvrouw vertrekt naar een andere afdeling, wat fijn. Nu ben ik de praatpaal van de jongen. De iPhone is een machtig ding en de KNVB doet niks tegen voetbalgeweld.
Dokter komt; op naar huis. Hieperdepiephoera. Nog wel voorzichtig doen en bladiebladiebla. Ik ben ondertussen al gedoucht en spullen zijn al gepakt. Mijn hulptroepen komen mij halen en ik vertrek naar huis. Dag ziekenhuis, tot nooit meer.
©JaneOnira