donderdag 3 november 2011

Zo diep? Ja, zo diep


Eens. Lang geleden was ik nog druk bezig met mijn opleiding en liep ik stage op een afdeling Geriatrie in een ziekenhuis. Een afdeling voor de oudere patiƫnt en bijbehorende gezondheidsproblemen.
Het was op in mijn eerste maand daar dat ik zelfstandig een opname zou doen. Mijnheer de Boer kwam om 11u de afdeling opgereden. Opgereden ja, hij zat in een scootmobiel. Mijnheer vertelde mij dat hij al enkele jaren een dwarslaesie heeft. Hij is een paar jaar geleden van de trap afgevallen en daarbij behoorlijk verkeerd terecht gekomen. Een dwarslaesie was het gevolg. Eerst verzorgde zijn vrouw hem samen met de thuiszorg, maar sinds zijn vrouw enkele maanden geleden is overleden, is hij naar een verpleeghuis verhuisd. Erg te spreken over zijn woonplek was hij niet. De zorg was slecht, ze hadden vaak geen tijd voor hem en de andere mensen die er zitten zijn niet leuk. Hij had het er niet naar zijn zin.
De reden voor zijn komst naar het ziekenhuis was een wond op de stuit. Een doorligplek. Hij is afhankelijk van het personeel, kan zelf niet draaien in bed, kan zelf de wond niet zien. Hij voelt ook niets van die wond. “Maar stinken doet het wel” vertelde hij. Echt enorm. Vreselijk vond hij dat en hij schaamde zich er ook voor. De verpleging wisten niet meer wat te doen met die wond en hebben hem daarom naar het ziekenhuis gestuurd.
Ondertussen was de arts gearriveerd die deze wond wel eens wilde gaan bekijken. Prima. Mijnheer werd door middel van een tillift vanuit zijn rolstoel het bed in geholpen. Daar hielp ik hem de broek opendoen en een stukje naar beneden halen. Ik hielp mijnheer om op zijn zij te liggen waarbij ik hem ook vasthield. De bovenkleding hield ik wat omhoog zodat de arts goed de wond kon gaan bekijken. Deze vrouwelijk arts, in opleiding tot geriater, had de handschoenen al aan, het lampje, meetlint en wattenstokje al klaar gelegd. Voorzichtig peuterde ze het verband los. “Je mag het er gewoon aftrekken hoor”, zei de man, “ik voel er toch niets van”. Om zijn huid niet veel verder te beschadigen besloot de arts toch maar gewoon voorzichtig te blijven.
Terwijl de arts het verband aan het lospeuteren is, komt er al een lucht vrij. “Ruikt u dat?” zie de man. “Hier het begint al weer hoor, jakkes! Wat een lucht! Dat is toch niet normaal?” Nieuwsgierig naar deze wond die deze lucht kan produceren buig ik , terwijl ik mijnheer vasthoud, een stukje over hem heen zodat ik de wond van bovenaf ook kan zien. Eenmaal het verband verwijderd zien wij een ontzettend grote en erg vieze wond op het stuitje van deze meneer. Rood, geel en zwarte plekken. En inderdaad met een lucht die deed denken aan jarenlange ongewassen zweetvoeten, gecombineerd met een vleugje braaksel en aangebrand vlees. Zoiets. Vies dus.
De arts pakte de meetlint, nam netjes de maten van de wond op. Scheen met het lampje in de wond om het binnen liggende weefsel te bekijken. Ondertussen dwong ik mezelf door mijn mond te ademen. Ik had al genoeg gezien, dus ik boog mij weer terug en bleef ondertussen de man vasthouden. Hij zag het al aan mijn gezicht “het is niet best he”. ‘Nee meneer, dat is het niet ‘, zei de arts. ‘Het ziet er echt heel erg naar uit. Ik moet alleen nog even voelen hoe diep de wond is, en dan dekken we hem weer af en ga ik overleggen wat we met deze wond kunnen doen’. Ze voelt voorzichtig aan de randen van de wond. Volgt deze met haar vingers. Haar vingers verdwijnen steeds verder in deze veels te diepe wond. “Is ie erg diep?” roept de man. ‘Euh ja, ik kan mijn, euhm, mijn hele vuist erin stoppen’, zegt de arts met een wat beknepen stem. Ze wordt wat bleek en ik vraag aan haar of het wel gaat. “Tjonge, jonge het is toch wat”, moppert de man. “Ze hebben daar ook niets goed gedaan met die wond. Misschien dat ik...” Hij stopt. “Is ze nou flauwgevallen?” vraagt hij.
 ‘Ik geloof het wel ja’.
©JaneOnira

2 opmerkingen: