Vakantie, vakantie.
Het lijkt wel het gesprek van de dag. Ineens is het
vakantietijd. Iedereen gaat weg of komt lekker bruin gekleurd en uitgerust weer
terug. Vakantieverhalen en de vragen ‘wanneer heb jij vakantie’ en ‘waar ga je
heen’?
Die laatste vraag wordt altijd met een zekere vanzelfsprekendheid
uitgesproken. Alsof je in de vakantie weg moet gaan. Terwijl je vakantie ook
prima thuis kan houden. Vakantie is niets moeten, niet werken, even ontspannen,
even niets. Dat is waar vakantie om gaat. En natuurlijk, weg gaan, even weg van
huis is heerlijk. Het weg zijn van de sleur en de gewoonte van alledag, het
verblijven in een andere omgeving; niets is fijner dan dat. Maar het is niet
zomaar voor iedereen weg gelegd.
Niet veel mensen staan daarbij stil. Dat ‘op vakantie gaan’
niet vanzelfsprekend is. Op vakantie gaan, weg gaan van huis, verblijven op een
andere locatie, is niet een vanzelfsprekendheid. De financiële middelen zijn
niet toereikend of privé omstandigheden laten het niet toe. En die vragen over
waar je dan naartoe op vakantie gaat, maakt dat je bijna gaat verontschuldigen
waarom je niet weg gaat, maar de vakantie doorbrengt in eigen huis. Waar
overigens helemaal, maar dan ook helemaal, niets mis mee is. Tot slot is het
niets moeten al heerlijk. Maar toch blijft stiekem het gevoel het te moeten
verantwoorden, het moeten uitleggen dat je niet op vakantie gaat maar gewoon
thuis blijft. Omdat het niet voldoet aan de standaard en andere mensen dat
(lijken?) te verwachten.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten