Tijd geleden. Weinig veranderd. Of toch ook veel.
Hoe moeilijk als iemand die je zoveel lief hebt het allemaal
niet meer ziet zitten. Hoe moeilijk als je zelf onderdeel bent van iemands
leed, van de pijn die iemand voelt. De mes die je door een hart steekt, maar
niet wil steken. Waarvan kwaad geschied, en het dan weer terug te moeten
draaien. Van niet alleen maar samen.
Wat een rare wereld. Hoe kunnen dingen soms zo snel gaan. En
hoe zorg je dat het beter wordt? Dat het leed heelt. Dat de diepe wonden iets
minder diep worden. Dat je er kan zijn, onvoorwaardelijk, zonder jezelf te
verliezen. Er voor de ander zijn maar ook jezelf niet vergeten. Hoe vind je zo’n
balans?
De zorgen. Steeds weer en elke dag. Bang zijn voor het
heden, het verleden en de toekomst. Hoe jaag je de spoken weg? Hoe leef je weer
een leven? Zonder al dat leed? Om het verleden eindelijk eens los te laten en
te leven in het nu. En het vertrouwen in het nu. Zonder achterdocht, zonder
angst en zonder zorgen.
Bestaat een leven zonder zorgen? Of zullen er altijd zorgen
zijn? Omdat je om iemand geeft? Dat de woorden het meest pijn doen van degene
van wie je het meeste houd. Dat het soms moeilijk is om te gaan met alles. Een
weg te vinden. Ingewikkeld is het.
Hoe het verder gaat weet ik niet. Het moet goed. Het moet.
Maar hoe bespreek je dingen als je bang bent het verkeerde te zeggen? Dat de
ander daar leed van onder vindt? Hoe vind je die balans? De balans tussen het
uitspreken van je eigen zorgen, maar zonder dat het de ander pijn doet? Als ik
het uitspreek zal het in mijn eigen belang zijn en niet die van de ander. Maar betekent
dat ik daarom niets meer kan zeggen wat mij dwars zit? Wat mij wakker houdt?
Wat mij zorgen baart? Wat mij verdrietig maakt? Hoe vind ik de juiste weg?
Ik moet hem vinden, die weg. Het juiste pad. Links, rechts,
rechtdoor of terug. Op het pad blijven of stiekem er naast lopen. Ik weet het
niet. Nog niet.